13.2 Laders

Het laden van moderne tractiebatterijen moet zorgvuldig gebeuren. Fabrikanten hebben voorschriften opgesteld. Onjuist laden veroorzaakt versnelde slijtage. Ook de veiligheid kan - vanwege bv. celsluiting- onder druk komen te staan.

Een tractiebatterij kan op verschillende manieren geladen worden. Er kan gekozen worden voor de vaak grote en zware conventionele laders of de veel kleinere lichtgewicht hoogfrequent.
Om een batterij op te laden moet er meer energie worden ingebracht dan dat er uit komt. De laadfactor van een batterij is de verhouding tussen de ingeladen ampere uren en de afgegeven ampere uren. Bij standaard batterijen die geladen worden met een lader met een standaard laadkarakteristiek (DIN 41772/3/4) is de laadfactor 1,2.
Diepontlading; als een batterij meer dan 80% wordt ontladen dan ontstaat kopersulfaat, dat zich vastzet op de platen. Diepontlading ontstaat doordat de chauffeur te lang doorrijdt, danwel te lang stilstaan zonder te laden. Door diepontlading heeft de batterij een te grote inwendige weerstand waardoor laden moeilijker wordt. Te vaak diepontladen veroorzaakt schade aan de batterij.
Om veilig te werken en de levensduur van de batterij te verlengen is het belangrijk om:
- de batterij niet volledig te ontladen. Als de batterij te diep ontladen is dan dient een begrenzer de truck uit te schakelen.
- vermijd tussentijdse ladingen.
- het laadproces niet onderbreken, wacht tot de lader automatisch stopt. Trek tijdens het laden nooit de lader- en batterijstekker los. Hierdoor kan vonkvorming ontstaan.
- bij het laden ontstaat gas, dat een explosierisico oplevert, de laadruimt goed ventileren.
- draag beschermende kleding, een veiligheidsbril en handschoenen. Zwavelzuur bijt.
De lader dient afgestemd te zijn op de karakteristieken van de batterij, zoals aard en vermogen.

Mogelijkheden met kostenindidate Nihil